Het instrument Een beetje geschiedenis
Techniek en speelwijze
Het repertoire Even luisteren.
• Wij bespelen de Franse jachthoorn zoals hij omstreeks 1817 zijn definitieve
vorm kreeg: De “Trompe d’Orléans”.
• Deze natuurhoorn telt drie en een halve windingen, heeft een doormeter van 37
cm en weegt slechts 750 gr. De totale lengte van de buis bedraagt 4,54 m.
• Het instrument staat in de toonaard van Re groot en heeft een bereik van 3 octaven.
• De Franse jachthoorn, die steeds de dubbele functie gekend heeft van (jacht)signaalinstrument
en van zuiver muziekinstrument, heeft zijn wortels in de Noord-Italiaanse kerk-
en concertmuziek van de 16e-17e eeuw.
• Vanaf de 17e eeuw nam hij een belangrijke plaats in aan het Franse hof. Vooral
sinds Lodewijk XIV hem als signaalinstrument voor zijn jachten verkoos. Het
was Marquis de Dampierre (“Gentilhomme des Menus Plaisirs du Roi”) die met zijn
fanfares de basis legde voor het huidige repertoire en speeltechniek en die,
met het vastleggen van de lengte van de buis, ook de toonaard vastlegde.
• Zijn overlevering tot onze tijd dankt de hoorn voornamelijk aan de lange loopjacht
met meutehonden (Chasse à Courre of Vénerie) zoals ze zich in Frankrijk ontwikkelde
en nog steeds beoefend wordt. Dit verklaart natuurlijk waarom deze hoorn vooral
daar veel beoefenaars kent en de volledige terminologie Frans is.
• De jachthoorn heeft geen toetsen of ventielen. De verschillende tonen en klankeffecten
worden alleen met behulp van de lippen, de kaken, de tong en luchtdruk voortgebracht.
• Alle muzikanten in de groep bespelen hetzelfde type instrument, alleen het
mondstuk kan verschillen.
• De jachthoorn wordt gewoonlijk bespeeld zonder begeleiding van andere instrumenten.
De variatie in tempi en maat, en de harmonie van de verschillende partijen moeten
dan voor de nodige kleur en afwisseling zorgen.
De hoorn komt ook goed tot zijn recht in samenspel met orgel, piano, orkest
en zelfs met koor.
• Weetje: De jachthoorn wordt staande gespeeld. Voor een betere totaalklank
staan de spelers (“sonneurs”) in V-formatie met de klankbeker, en dus met de
rug, naar het publiek.
Het jachthoornrepertoire is geen dode materie, ook vandaag nog worden er nog
nieuwe werken voor de Franse jachthoorn gecomponeerd. Daarbij worden, met respect
voor geschiedenis en traditie, de muzikale en technische grenzen van de jachthoorn
verkend en verlegd.
Een kort overzicht.
Fanfares
In het jachthoornrepertoire zijn de fanfares het meest met de Franse jachttraditie
verbonden, ze vormen de basis van het repertoire. Het zijn vrij korte stukken
die steeds “forte” (volle kracht) gespeeld worden. Ze zijn geschreven in 6/8
maat.
Men onderscheidt 2 grote groepen fanfares:
• “Fanfares de Circonstances et d’Animaux”: De eigenlijke jacht(signaal)-fanfares.
Ze geven informatie over het verloop van de jacht en over het bejaagde dier.
51 van deze fanfares vormen de lijst van de “fanfares obligatoires“ en zijn
verplichte stof voor het behalen van het “Brevet du Sonneur Classé (BSC).
• “Fanfares de Personnes et de Lieux”: Geschreven om personen, plaatsen en gebeurtenissen
gelinkt aan de jacht te eren of in herinnering te brengen.
Fantasies
Hier wordt vrijer gebruik gemaakt van solo’s, trio’s en tuti’s, van “forte”
en “radoux” of “radoucis” (zachte andantes). Fantasies zijn er van verschillende
lengte en moeilijkheidsgraad. Het is vooral in deze stukken dat de componisten
zich voluit kunnen uitleven.
In de fantasies die alleen uit “radoucis” bestaan kunnen de harmonieën tot het
uiterste geperfectioneerd worden.
St.-Hubertus-missen
Het gaat hier om volledige missen of delen ervan. We kennen de klassiekers van
Sombrun, Cantin, Tyndare, Chalmel e.a., en meer recent de missen van Hubert
Heinrich of Sylvain Oudot.
Vaak maakt men bij de uitvoering een selectie uit verschillende missen, eventueel
aangevuld met profane stukken.
Klassieke stukken
Verschillende klassieke componisten (Delalande, Mouret, Haydn, Mozart ...) schreven
speciaal voor dit instrument of maakten in hun orkestwerken gebruik van de typische
klank van de jachthoorn.
Ook oorspronkelijk voor trompet of orkesthoorn geschreven stukken worden op
jachthoorn uitgevoerd.
Een greep uit het klassieke en het moderne jachthoornrepertoire.
Uit onze cd "ODE" (1999):
Meer informatie over onze cd, met o.a. de volledige playlist: Naar Onze
Groep klikken.
• "La Rallye Antwerpen" (H. Heinrich):
Grote, hedendaagse, fantaisie. Lijfstuk van onze groep. (2'33")
• "Ode" (G. Jansen):
Kleine fantaisie. Overwegend in "radoux" (zacht andante) gespeeld. Titelnummer
van de cd. (1'46") [WAV]
• "Introït de la Messe de St-Hubert" (Obry):
Openingsstuk uit de klassieke St.-Hubertusmis van Obry. (1'35") [WAV]
• "La Royale" ook "Le Dix Cors". (Marquis
de Dampierre):
Jachtfanfare. Gespeeld voor het volwassen hert, ook wel tien-ender genoemd.
Van de grondlegger van de jachthoorn en het jachthoornrepertoire zoals wij die
nu kennen en beoefenen. Gespeeld door de volledige groep. (0'43") [WAV]
• "La Bob Demont" (G. Jansen):
Fanfare. Opgedragen aan Bob Demont, jarenlang onze "Maître sonneur" of muzikaal
leider, nadien nog voorzitter van de groep. Gespeeld door elkaar afwisselende
trio's. (1'08") [WAV]
Uit onze concert te Leuven (2005):
• Allegro uit "Suites de Symphonies de Chasse"
(J.-J. Mouret):
Klassiek werk. Uitgevoerd met orgel en jachthoorn. (2'10") [WAV]
• "La Graisivaudan" (L. Magnier):
Grote fantaisie. Uitgevoerd met orgel en jachthoorn. (4'25") [WAV]
Uit onze concert te Antwerpen (2006):
• Allegro uit "Suites de Symphonies de Chasse" (J.-J. Mouret):
Klassiek werk. Uitgevoerd met orgel en jachthoorn. (2'10") [WAV]